1. Bron
https://www.greendeals.nl/sites/default/files/2019-11/GD%20221%20Participatie%20kaders.pdf
2. Relevante bepaling:
“3. CRITERIA VOOR PROCESPARTICIPATIE
Participatie is het in een vroegtijdig stadium betrekken van belanghebbenden bij het proces van de besluitvorming over een project. De manier waarop een initiatiefnemer of overheid het participatieproces vormgeeft, heeft veel invloed op hoe belanghebbenden het proces ervaren. In dit deel beschrijven we de belangrijkste inhoudelijke en proces criteria voor procesparticipatie. Samen dragen die bij aan het vergroten van de betrouwbaarheid van een besluitvormingsproces en de mate van acceptatie van de uitkomsten van dat proces. We gaan hieronder kort in de op de oorsprong van de criteria die zijn ontstaan vanuit het onderzoek naar procedurele rechtvaardigheid van overheidshandelen. Vervolgens beschrijven we de inhoudelijke en proces criteria voor het vormgeven van participatieprocessen.
3.1. Procedurele rechtvaardigheid
Een belangrijke taak van de overheid is om het algemeen belang te dienen en dat op een eerlijke en acceptabele manier te doen. Die taak is het best gediend als de besluiten van de overheid niet alleen voldoen aan de wet, maar ook recht doen aan de belangen van burgers, en dat de besluiten in het algemeen worden geaccepteerd. De gangbare opvatting is dat burgers die voordeel hebben van een besluit dat zullen accepteren en dat mensen die er nadeel van ondervinden het zullen afwijzen. Gedragswetenschappelijk onderzoek naar procedurele rechtvaardigheid toont echter keer op keer aan dat de gevoelens van eerlijke of oneerlijke behandeling van burgers een zeer sterke invloed hebben op de acceptatie van beleidsbeslissingen.
Anders gezegd, de acceptatie van overheidsbesluiten is slechts deels afhankelijk van de effecten op omwonenden en de omgeving. De manier waarop het besluit tot stand is gekomen en hoe omwonenden en de omgeving daarbij zijn betrokken draagt daar in vergelijkbare mate aan bij. Procedurele rechtvaardigheid is uitgebreid bestudeerd in de relatie tussen de overheid en burgers. Er is geen uitgebreid onderzoek bekend naar het gevoel van rechtvaardigheid bij burgers in besluitvormingsprocessen die zijn vormgegeven door een private initiatiefnemer voor duurzame energie. We gaan ervan uit dat dezelfde criteria voor participatie die voor overheden gelden, ook van toepassing zijn op private initiatiefnemers. Immers, voor de omgeving zijn de effecten en het belang van betrokkenheid hetzelfde. De Omgevingswet biedt overigens de ruimte voor (lokale) overheden en projectontwikkelaars om samen op te trekken in het vormgeven van participatie en op basis van de praktijkervaringen is dat een verstandige keuze. Het doel van het vormgeven van een participatietraject is tweeledig; enerzijds dient het een inhoudelijk doel, waarmee het project of het besluit wordt verbeterd zodat het tegemoet komt aan belangen of zorgen van omwonenden en belanghebbenden. Anderzijds is er een procesdoel dat erop is gericht om de rechtvaardigheid van het proces te vergroten en daarmee de legitimiteit van de uitkomsten.
3.2. Inhoudelijke criteria
De kwaliteit van een duurzaam energieproject bestaat niet alleen uit een technisch volmaakte inpassing vanuit het perspectief van een ontwikkelaar. Het project komt in een gebied met eigen kenmerken en waarden. Door het organiseren van participatie kunnen omwonenden en belanghebbenden bijdragen aan het ontwerp door heel specifieke (gebieds-)kennis in te brengen. Bijvoorbeeld over het gebruik van de infrastructuur (kinderen fietsen er naar school), wateroverlast (bij extreme regen komt op die plek water naar boven) of sociale cohesie in de buurt (het ontwerp doorsnijdt de buurt). Door participatie verschuift de focus van een 2-D-projectie van bovenaf op een kaart naar een 3-D-beeld vanuit de plek waar het project is voorzien en zelfs een 4-D-film als we de factor tijd meenemen. Dat draagt bij aan de inhoudelijke verbetering van plannen en daarmee aan de mate van acceptatie.
We onderscheiden drie criteria voor participatie die bijdragen aan de inhoudelijke kwaliteit van een duurzaam energieproject. Dat zijn 1) distributieve rechtvaardigheid, 2) vertrouwde kennisbasis en 3) responsiviteit. In de volgende paragrafen lichten we deze criteria toe.
3.2.1. Distributieve rechtvaardigheid
Distributieve rechtvaardigheid heeft betrekking op een eerlijke verdeling tussen de lusten en de lasten van een project. Duurzame energieprojecten hebben invloed op de openbare ruimte. Zonnevelden nemen ruimte in beslag die zich lastig laat combineren met andere functies zoals natuur of landbouw. De kosten en baten zijn vaak ongelijk verdeeld over landeigenaren, ontwikkelaars en de omgeving. De laatste draagt de lasten in de zin van overlast door geluid of stank, of een verandering van het vertrouwde landschap. De initiatiefnemers krijgen de baten. Er is vraag naar een eerlijke verdeling van de lasten en baten. Een van de meest gebruikte instrumenten is een omgevingsfonds. Vanuit de exploitatie van bijvoorbeeld een windpark wordt geïnvesteerd in de aantrekkelijkheid van de omgeving via een gebiedsfonds. Andere vormen van de verdeling van baten zijn bijvoorbeeld voordelige financiële participatie van omwonenden in een zonnepark, of bewonerskorting op de prijs voor (bio)gas. Daarnaast zien we ook dat ontwikkelaars investeren in aanpassingen van de infrastructuur, zodat het niet voor rekening van de gemeenschap komt. Ontwikkelaars maken deze afspraken op basis van vrijwilligheid, maar het bevoegd gezag kan ook aanvullende voorwaarden stellen, zoals het voorbeeld in de volgende paragraaf laat zien.
3.2.1.1. Voorbeeld:
Zonneakkers in Emmen Emmen legde in 2012 vast dat de gemeente in 2050 CO2 neutraal wil zijn. Vervolgens formuleerde de gemeente beleid om de ontwikkeling van grondgebonden zonnepanelen mogelijk te maken. Emmen kende een roerige geschiedenis van verzet tegen een windmolenpark bij BargerCompascuum. Het bestuur vond het daarom belangrijk om maatschappelijke partijen op een zorgvuldige wijze te betrekken bij de ontwikkeling van zonneweides. In de structuurvisie werd “overtuigend maatschappelijk draagvlak” als voorwaarde gesteld voor de ontwikkeling van zonneenergie. Dat is meer dan “de afwezigheid van verzet, of stilzwijgende acceptatie bij omwonenden [..]. De ervaringen met duurzame energieprojecten (zon en wind) leren dat draagvlak samenhangt met de ruimtelijke kwaliteit van het project, de voordelen die het project oplevert voor de maatschappij en het proces van betrokkenheid van de omwonenden. Draagvlak creëren in het kader van de ontwikkeling van een zonneakker in Emmen houdt in dat een initiatiefnemer een actieve houding aanneemt richting inwoners. Inwoners moeten vroegtijdig mee kunnen denken in de keuzes die gemaakt worden voor o.a. de ruimtelijke inrichting en het (financiële) van een participatiemodel.” Om de initiatiefnemer op weg te helpen hanteerde de gemeente drie financiële participatiemodellen voor zonneweides. Op die manier kregen omwonenden de keuze om te delen in de opbrengsten van het project. Het werd aan de initiatiefnemer overgelaten om ‘overtuigend maatschappelijk draagvlak’ te verkrijgen. De beschikbare modellen -in volgorde van prioriteit- waren;
1. Regeling verlaagd tarief energiebelasting: Door gebruik te maken van de postcoderoosregeling en door het oprichten van een energiecoöperatie met leden uit de omgeving, hebben zowel individuele leden als de coöperatie een financieel voordeel van de zonneakker. Een vereiste voor het opzetten van een zonneakker is dat een initiatiefnemer – in samenwerking en afstemming met de gemeente Emmen- toetst of er in het postcoderoosgebied van de zonneakker belangstelling is voor de oprichting van een lokale energiecoöperatie.
2. Coöperatief eigenaarschap: Omwonenden kunnen zich organiseren in een coöperatie en een deel van de zonne-akker kopen en exploiteren. Het rendement komt ten gunste van omwonenden en het collectief kan besluiten hoe de opbrengsten worden verdeeld.
3. Aandeelhouderschap: Omwonenden hebben geen eigenaarschap maar kunnen meeinvesteren tegen een vooraf vastgesteld rendement. De initiatiefnemer is gehouden om minimaal 50% van de beoogde investeringsomvang beschikbaar te stellen in de vorm van obligaties of aandelen. De draagvlakeis is dat tenminste 10% van de beoogde investeringsomvang van de zonneakker zou moeten worden uitgegeven aan omwonenden. Mochten deze vormen van participatie niet op belangstelling kunnen rekenen vanuit de omgeving, dan zou de gemeente in principe geen vergunning verlenen voor een zonne-project. Overigens werd er wel rekening gehouden met eventuele andere uitkomsten die ook ten gunste zouden kunnen vallen aan omwonenden. Als dat aantoonbaar het geval was, dan zouden projecten niet geblokkeerd worden als omwonenden niet bereid zouden zijn tot participatie”
3. Algemeen
Dit document is een van de eindproducten van de Green Deal ‘participatie van de omgeving bij duurzame energieprojecten’. Deze Green Deal beoogt inzichten en ideeën te ontwikkelen om participatieprocessen te verbeteren bij het inpassen van duurzame energieprojecten. De voordelen van een goed participatieproces zijn groot en worden breed gedeeld. Toch blijkt het in de praktijk lastig om participatie adequaat vorm te geven. Initiatiefnemers en projectleiders weten niet goed hoe ze het aan moeten pakken. En dat is lastig, want van ‘juiste’ participatie wordt verwacht dat dit de uitvoering van een project kan versnellen. Er was behoefte aan een lijst van opties, aan inspiratie, misschien wel een waaier aan mogelijkheden om uit te kiezen. Het doel van dit document was om aan deze behoefte te voldoen.
4. Aanbevelingen voor verdere kennisname
https://www.greendeals.nl/green-deals/participatie-van-de-omgeving-bij-duurzame-energieprojecten